Yadeborg biedt alleenstaande minderjarige vreemdelingen opvang in onze Procesopvanglocaties (POA). Jonge alleenstaande statushouders vinden een veilig thuis in onze Kleine Wooneenheden (KWE's).
Ook vangen we meerderjarige (vermoedelijke) slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel op. Hen bieden we opvang, begeleiding en ondersteuning binnen de Categorale Opvang Slachtoffers Mensenhandel (COSM).
Veel van onze bewoners hebben traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Daarom is het belangrijk dat ze bij ons een veilige basis vinden. Hier krijgen ze de tijd om tot rust te komen, en de ruimte om vooruit te kijken naar de toekomst en hun verdere ontwikkeling.
Yadeborg staat voor diversiteit en werkt kleinschalig. Onze verschillende locaties worden vanuit die visie vormgegeven. Kleinschaligheid is voor Yadeborg een belangrijk uitgangspunt om een goed pedagogisch leefklimaat te creëren en maatwerk te kunnen bieden in de individuele begeleiding.
Yadeborg is een zelfstandige, toekomstgerichte organisatie die voortdurend naar oplossingen en innovatie zoekt, zowel in als buiten ons eigen werk. Gemeenten en anderen die op dit dossier willen samenwerken en op zoek zijn naar passende oplossingen voor de slachtoffers, kunnen ons benaderen. We gaan graag met hen om tafel om te zien wat we samen kunnen bereiken.
Yadeborg draait om mensen. Het zijn de slachtoffers van mensenhandel, de alleenstaande minderjarige vluchtelingen en alle mensen waarmee we samenwerken en die bij ons werken. Ze zijn belangrijk en we investeren graag in hen.
Voor onze medewerkers vertaalt zich dat onder meer in een trainingsprogramma Grenzeloos groeien. Dit maatwerkprogramma is het vervolg op enkele jaren van geleide intervisie. Waar de focus eerder lag op coaching door collega’s – waarbij zij elkaar hielpen om na te denken over werksituaties – ligt de nadruk nu op training in persoonlijke én interculturele vaardigheden. Drs. Karel Knoester van SenSolid ontwierp en verzorgt deze training.
Waarom koos Yadeborg voor een andere opzet?
Karel: ‘De intervisiesessies hebben een belangrijke basis gelegd. Collega’s hebben veel van elkaar geleerd en inzicht gekregen in hun werk. Tegelijkertijd groeide de behoefte om die inzichten in de praktijk concreter toe te passen . Daarom zijn we overgestapt naar een meer interactieve aanpak, waarbij medewerkers direct kunnen oefenen. Leren door te doen.
En dat is positief ontvangen. De deelnemers brengen zelf onderwerpen en thema’s in. Door situaties te oefenen wordt het verhelderend. Tijdens de oefeningen worden dingen zichtbaar en ontstaat er intervisie over praktijksituaties. Collega’s bevragen elkaar: hoe zou jij dat aanpakken?’
Het programma Grenzeloos groeien bestaat uit zes dagdelen, die om de zes weken plaatsvinden. Vaak is er een gastacteur aanwezig. Alle pedagogisch medewerkers en slaapdienstmedewerkers volgen de training.
‘Het is goed dat Yadeborg al haar medewerkers de kans geeft om zich verder te ontwikkelen en te groeien in hun vak. In welk beroep je ook werkt, je wilt groeien, leren van elkaar en reflecteren op wat je doet.’
Aanspreken en feedback geven
Een belangrijk onderdeel van het programma is feedback geven aan collega’s. Durf jij je collega’s aan te spreken op wat je ziet? Volgens Karel Knoester is dat in veel organisaties een uitdaging.
‘Vaak praten mensen óver elkaar in plaats van mét elkaar. Dat is niet handig, want zo kan een organisatie ongezond worden. Een organisatie kan ook te lief zijn, waardoor zaken onbesproken blijven. Ik ben er voorstander van om dingen direct met de juiste persoon uit te praten. Daarom is dit onderdeel ook bij Yadeborg in het programma opgenomen.’
‘De mensen die bij Yadeborg werken, geven om mensen. De intentie van iedereen is goed, maar binnen deze groeiende organisatie valt op dit gebied nog winst te behalen. We doen dit om de onderlinge samenwerking te versterken, protocollen te verbeteren, eenduidiger te handelen en ervoor te zorgen dat iedereen weet wat zij in een bepaalde situatie moeten doen.
Ik zie Yadeborg als een warme organisatie, waar medewerkers veel vrijheid krijgen om hun werk zelf in te vullen én de ruimte hebben om te werken aan hun eigen ontwikkeling. Tijdens dit programma helpen ze elkaar om naar een hoger plan te groeien.’
Yaël Koning (27) is de gedragsdeskundige van Yadeborg. Naast haar werk volgt ze de opleiding master Klinische Psychologie, een vereiste om je ook gedragswetenschapper te mogen noemen.
Waar veel andere gedragswetenschappers mensen met een gedragsproblematiek observeren en onderzoeken, ligt de focus van Yaël daar niet. ‘Ik richt me niet op diagnostiek, maar geef vooral inhoudelijk feedback aan mijn collega’s. Waar hebben zij met hun cliënten mee te maken. En ik wil mijn kennis verspreiden en aan hen overdragen. Bijvoorbeeld over trauma waar ik het nodige van weet. En ook bij de jongens die we hier opvangen zien we vaak dat ze traumatische ervaringen hebben opgedaan. Daarnaast kan ik zelf ook heel veel leren van mijn collega’s.’
Yadeborg laat Yaël vrij in de invulling van haar functie. ‘Toen ik begon met mijn werk lag het accent sterk op het verbeteren van de verslaglegging in de dossiers. Dat kun je zien als iets bureaucratisch, maar dat is het niet. De jongens om wie het gaat hebben recht op goede verslaglegging. In het dossier staat het plan waar we met zijn allen voor hen op in zetten. Dat moet aansluiten bij hun leeftijd om te voorkomen dat we inzetten op falen.
Als we als begeleiders verwachtingen hebben die een jongere nog niet in kan lossen leidt dat tot frustratie. In Nederland krijgen kinderen diagnoses. Van deze kinderen weten we niets. Hebben ze ADHD of autisme? Zijn ze verstandelijk beperkt?
We hebben ook geen diagnostiek, want er zijn culturele verschillen en taalproblemen. Daar moet je doorheen om tot de kern te komen. Gelukkig observeren mijn collega’s heel goed. Dat kunnen zij terugkoppelen naar hun pupil.’
‘Ik ben er voorstander van kinderen meer mee te laten denken en – waar het kan – beslissen over wat zij willen leren. Dat motiveert hen enorm. Ik zie dat Yadeborg dat goed doet. Uit de begeleidingsplannen blijkt dat er goed gekeken wordt naar wat de jongeren nodig hebben.’
‘Zijn het kinderen of volwassenen? De hele tocht van hun vlucht maakt dat ze volwassen lijken. Toch is hun brein dat nog niet. Zij moeten zich nog ontwikkelen en leren. Je hebt er jongens bij die zo hard moeten huilen dat ze hun moeder missen. Dat geeft mij aan dat ze nog zo kwetsbaar zijn en hun gevoelens nog niet hebben leren reguleren.
Ze zijn vriendelijk, gastvrij, sterk; niet zielig. Maar ze hebben wel wat van ons nodig. Tegelijkertijd is het een uitdaging om te weten wat zij nodig hebben. Zelf leggen deze kinderen graag veel in handen van een arts. Als die een oordeel geeft dan is het goed, maar tegen psychologen hebben ze vaak een weerstand.
Hoe help je hen als pedagogisch medewerker? Je kunt niet iemand helpen die niet geholpen wil worden op de wijze die wij voor ogen hebben. Als je goed naar een kind luistert en creatief meedenkt dan kun je tot mooie oplossingen komen. Wanneer je dat probeert krijg je kinderen makkelijker op je hand. Je hebt laten zien dat je bereid bent naar hen te luisteren.’
‘Ik wil er voor mijn collega’s zijn wanneer zij zich afvragen hoe ze met het gedrag van de jongeren om kunnen gaan. Zij mogen met alle vragen bij me komen. Vaak heb ik een goed antwoord, maar eerlijk is eerlijk, soms is het ook voor mij puzzelen.
Mijn boodschap aan mijn collega’s is vooral na te denken en te reflecteren op het gedrag van de pupil én je eigen gedrag. Wat roept het bij je op en ben je dan in staat er goed op te reageren. Ik wil dat mensen woorden geven aan de gevoelens die het bij hen oproept. Zit het in het kind of zit het in jezelf?’
‘Ik heb niet heel veel vertrouwen in de jeugdzorg, omdat deze zo overbelast is. Kinderen horen niet met zijn achtentwintigen op een groep te zitten. Ik gun elk kind een thuissetting zoals ik die ervaren heb. Dat is mission impossible en gaat de jeugdzorg nooit bereiken. Maar daarmee is het niet minder verdrietig.
De kleinschalige opvang die wij hier hebben is voor collega’s ook reden om bij Yadeborg te willen werken. We vragen best veel van hen, want er moet voortdurend van alles geregeld worden. Taxi’s, tandartsen, school, rapportages, gesprekken met mij. Ik zeg echter voortdurend tegen ze, dat wat je met de jongens kunt gaan doen gaat altijd voor de gesprekken met mij. Ik pas me wel aan. Zorg dat je voor de jongens nabij bent en zorg dat je kunt inspringen op wat ze nodig hebben.’